Onze columniste Verona van de Leur wordt recalcitrant van al die coronaregels. Want waarom moet héél de provincie lijden?

Ik heb sinds een klein jaartje het mooie Nederland ingeruild voor het gastvrije België. Leuk huisje, mooi uitzicht en dat zachte taaltje maakt het leven wat gemoedelijker.

Na de wat mindere tijd van de lockdown overleefd te hebben, pakte iedereen z’n leven weer op en deden we alles weer waar we als burger recht op hebben. Maar toen:

“Zijn jullie gek geworden? Het virus ligt op elke hoek van de straat te wachten en voordat je het weet ben jij diegene die ervoor heeft gezorgd dat er mensen op de ic belanden!”

Ik zit in de provincie Antwerpen, die als code rood wordt bestempeld. De besmettingen zijn zeer snel gestegen, klopt. In het centrum van de stad lijkt het op te laaien, maar in alle dorpjes en kleine steden eromheen test slechts een enkeling positief. De aantallen stijgen daar met één, twee of drie per week, en op weer andere plaatsen in de buurt blijft het zelfs op nul. Toch zien de leiders van dit land gevaar achter elke boom en is de gehele provincie Antwerpen de lul.

Oké, wat nu? Mag ik nog gaan shoppen? Uuuh ja, tuurlijk, maar wel alléén, en niet langer dan dertig minuten. Leuk, ik sta al twintig minuten in de rij bij de supermarkt, dus dat wordt ’m niet… Door de hele stad mondkapjes op? Geen probleem, wel een beetje warm met die hoge temperaturen, maar ach, je laat je van je beste kant zien. En zoals gewoonlijk rijden hier de hoeders van de wet hun rondes om de overtreders nog armer te maken dan ze al waren.

Effe een hapje eten dan maar bij mijn favoriete restaurant? Helaas, die sluit zijn deuren, want elke vijf minuten staat de politie voor het terras op zoek naar een overtreding.

Dan maar een wandeling door het park, langs een lekker verfrissend meertje? Verdomme ook dicht! Anders gaan er te veel mensen gebruik van maken, is de redenering.

Joh, vind je het gek met dit warme weer?!

Ik kies voor een lange wandeling door de lege winkelstraten. Wel opschieten, want om 23.30 uur gaat de avondklok in en dan moet iedereen binnen zijn. Onderweg naar huis passeren twee agenten te fiets met een strenge blik. Vals als ik ben, zie ik eindelijk een pluspunt van het mondmaskertje. Ik knik heel vriendelijk, maar steek mijn tong uit! Dat maakt mijn dag toch weer de moeite waard.